Een uur lang zat ik alleen te lezen op mijn zeteltje in de trein. Toen er een jongen naast me kwam zitten, die iets later terug ging rechtstaan voor een oudere man. Ik keek hem vriendelijk aan en las verder lezen. Maar na enkele minuten vroeg hij me iets, ik was hem ondertussen al lang vergeten ben. Die korte, onbelangrijke vraag zorgde ervoor dat we een gesprek aanknoopten. Al snel vonden we iets gemeenschappelijk om over te spreken, de liefde voor Ieper. En zo begon ons gesprek over zijn tripje naar Gent voor zijn verjaardag, zijn studies, zijn carrière, zijn gezin en het project waaraan hij momenteel aan het werken is. Hij las gedichten voor in het Frans, Nederlands en in een taal die ik helemaal niet versta. Dit gaf helemaal niet, we hadden een connectie. Die vluchtige band was zo sterk dat toen er een plaatsje vrijkwam bij zijn vrouw en zuster, hij toch bleef zitten. Toen we in Ieper kwamen, wensten we elkaar nog een goede dag en gingen elk onze eigen weg. En alhoewel we elkaar waarschijnlijk nooit meer zullen zien hadden we in dat uur een grotere connectie dan dat ik met klasgenoten heb die ik elke week zie.
